vrijdag 23 april 2010

Yamiko

Langzaam deed ik mijn ogen open. Verbaasd knipperde ik tegen het felle licht. Was ik in slaap gevallen? Wacht even... Felle licht? Meteen was ik wakker. Het klopte. De kamer werd ineens helder verlicht door een grote bouwlamp die precies in mijn gezicht scheen. De rest was dus nog steeds moeilijk te onderscheiden. Ik hield mijn adem in. Mijn mond voelde droog van de prop die erin zat en mijn kaken deden zeer. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en kon verderop in de lichtbundel een silhouette onderscheiden. Hij praatte zachtjes in een telefoon. Ik spitste mijn oren en probeerde te verstaan wat hij zei. "Nee... Hij betaalt geen cent." hoorde ik hem sissen. Hij zweeg even. "Ja, weet ik veel! Misschien kloppen de contactgevens niet." De man begon zijn stem te verheffen. Hij tikte geërgerd met zijn schoen op de betonnen vloer terwijl hij zwijgend luisterde wat er aan de andere kant werd gezegd. "Dat zeg ik toch! Het is zijn dochter niet!" Mijn ogen werden groot. Mijn schouders begonnen te trillen. "Ja, dat kan wel zo zijn, maar die kerel bleef stellig volhouden dat hij maar één dochter heeft. En dat is NIET degene die we nu hebben." Langzaam begon de sitatie tot me door te dringen. Otou-san wilde voor mij geen losgeld betalen. Ik voelde mijn tranen prikken. "Ja, dat zal wel, maar het kan me niet schelen of het nou wel of niet zijn dochter is! Waar het om gaat is dat we de verkeerde hebben! We moeten die andere te pakken zien te krijgen." Plotseling kreeg ik het gevoel dat iemand een emmer vol ijswater over me heen gooide. De man sprak mijn gedachten uit; "Ja, het moet haar tweelingzusje zijn. Tamura Hikari." Alles in me begon woest te protesteren. Tegen de ontvoerder, tegen otou-san, en tegen de touwen om mijn handen en voeten en de prop in mijn mond. Ik wilde geen woord meer van deze conversatie horen. Ik begon gesmoorde kreten uit te slaan voor zover de prop het toeliet, en wild te kronkelen. Ik kon niet schreeuwen of wegrennen, maar ik deed wat ik kon om zoveel mogelijk lawaai te maken. Met moeite slaagde ik erin naar de achterste wand te rollen. Nu de bouwlamp erop scheen zag ik het stalen oppervlak dat aan een garagedeur deed denken. Met al mijn kracht trapte ik ertegenaan met mijn vastgebonden benen. De galmende klappen vulden de ruimte. De gedaante had me gehoord. "Shit. Ze is bij!" schreeuwde hij in de telefoon, en hij hing op. Dreigend kwam hij op me af. Ik wist dat ik in gevaar was. Ik wist niet wat ik hiermee wilde bereiken, maar het kon me niet schelen. Zijn ruwe handen sloten zich gevaarlijk om mijn bij elkaar gebonden enkels.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten