dinsdag 25 mei 2010

Yamiko

Uren gingen voorbij. Misschien wel dagen. Of misschien maar minuten, seconden. Ik had geen enkel besef van tijd meer, maar iedere seconde duurde een eeuwigheid. Af en toe viel ik in slaap, werd ik weer wakker. Intussen gebeurde er niks. Ik had honger en dorst, en alles deed pijn. Wanhopig lag ik op het koude beton, me afvragend hoe lang deze marteling nog zou duren, en wat er dan zou gebeuren. Zouden ze me uiteindelijk vrijlaten? Of zouden ze me vermoorden? Misschien lieten ze me hier wel gewoon zitten tot ik uitdroogde of verhongerde. Een golf van angst ging door me heen bij die gedachte. Op dat moment ging de deur open en kwam de man die me eerder had bedreigd binnen. Hij klikte de bouwlamp aan en richtte hem vol om mijn gezicht. Het felle licht brandde aan mijn ogen. "Wat wil je?" bracht ik moeizaam uit. "Dat toontje van jou bevalt me niet!" gromde de man. Hij draaide zijn gezicht weg. "Die vader van jou wil geen losgeld voor je betalen, dus we moeten dat zusje van je hebben." Ik slikte. Mijn keel voelde dik en pijnlijk. "Het enige waar jij dus nog voor dient," ging de man verder, "Is ons helpen dat zusje te pakken te krijgen." Mijn ogen werden groot. "Wat?!" Hij draaide zijn zich weer naar me toe. Het licht van de bouwlamp viel spookachtig op de zijkant van zijn gehavende gezicht. "Om jou te pakken te krijgen hoefden we alleen maar je Shugo Chara te manipuleren." bromde de gestalte. Zijn mondhoeken krulden langzaam omhoog in een maniakale grijns. "Maar je zusje heeft die niet, dus dat zal wat moeilijker zijn. Daarom mag jij als Shugo Chara dienen." Langzaam begonnen zijn woorden tot me door te dringen. Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. "Als het goed is is ze nu al wel redelijk bezorgd om je." De man praatte onverstoorbaar verder. "Als we dat nog een beetje opvoeren, kunnen we daarna een afspraakje regelen, je zou bijvoorbeeld zeggen dat je mogelijkheid ziet om te ontsnappen, dan lok je haar ergens heen zodat we haar mee kunnen nemen. Als je netjes doet wat je wordt opgedragen laten we je gaan." Ik schudde verwilderd mijn hoofd. "Nee..." zei ik zachtjes. "Nee! Dat doe ik niet." De man zuchtte theatraal. "Ook goed. Dan vinden we zelf wel een manier, maar dan hebben we jou niet meer nodig." Hij stak zijn hand in zijn jas en haalde een glimmend zwart voorwerp tevoorschijn. Toen ik de koele loop tegen de zijkant van mijn hoofd aanvoelde realiseerde ik me dat het een pistool was. Een koude rilling liep over mijn rug. "Weet je het zeker?" vroeg de man kruiperig. "Ik denk niet dat je zusje dit leuk zal vinden." Ik snakte naar adem. "Hikari! Nee! Alsjeblieft! Hikari heeft me nodig!" Opnieuw die grijns. "Dit lijkt me wel een leuke foto..." mompelde hij. Hij pakte een mobiel uit zijn zak. Ik herkende meteen het hangertje dat ik van Hikari had gekregen; het was mijn telefoon. Hij klapte hem open en maakte een foto. Langzaam gingen zijn vingers over de knoppen. "Handig die technoligie van tegenwoordig." hij grinnikte even. "In mijn tijd had je dan niet, mmsjes, toen moest je moeilijk gaan doen met de post enzo." Ik haalde diep adem. Hij stuurde de foto naar Hikari. De man stond op en stopte zijn pistool terug in zijn zak. "Denk er maar over na, wat je belangrijker vind." zei hij nog. "Je vaders centen, of je leven." Met die woorden verliet hij de ruimte en was ik weer alleen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten