maandag 31 mei 2010
Hikari
Kaito keek me vragend aan. "Hikari-chan, wat is er aan de hand?" Ik keek snelde andere kant op. "Niks, hoezo?" Kaito zuchtte. "Ik zag heus wel dat die tranen niet van de rook waren." Ik zweeg. Ik had geen zin om erover te praten. Kaito sloeg zijn ogen neer. "Heeft het iets met Yamiko te maken?" Ik haalde mijn schouders op. Ik wilde weg, maar Kaito stond voor de deur, ik durfde niet naar hem toe te lopen. Ik wierp een blik op het struikgewas achter me en zag een pad tussen het groen. Het was bijna overwoekerd met takken, maar het was het proberen waard. Met een snelle blik op Kaito zette ik het op een lopen en sprong behendig over de takken heen. "Hikari-chan, wacht nu even!" riep Kaito, aan de brekende takken achter me hoorde ik dat hij me volgde. Ik slikte moeizaam en versnelde mijn pas, maar het pad werd steeds smaller en dichtbegroeider. "Hikari-chan!" riep Kaito weer. Ik keek over mijn schouder. "Abunai!" Ik zag een uitstekende boomwortel te laat en bleef er met mijn voet achter haken. Met een doffe dreun kwam ik op het mos terecht. Ik snakte naar adem. "Hikari-chan!" riep Kaito. "Daijoubu?" Ik wilde weer overeind komen om verder te rennen, maar ineens stapten er twee in zwarte leren laarzen gehulde voeten voor mijn neus. "Je maakt het me wel erg makkelijk." zei een zware mannenstam. Langzaam ging mijn blik naar boven, een ruwe hand greep mijn arm. Ik gilde. "Hikari-chan!" De man vloekte zachtjes. "Opstaan!" riep hij kwaad. Ik probeerde me los te maken uit de greep van de man en hoorde Kaito's voetstappen naderen. "Kaito-kun! Help!" gilde ik. De man droeg een masker, ik kon zijn gezicht niet zien. Hij pakte me bij de rand van mijn shirt en bracht mijn gezicht dichtbij het zijne. Hij rook naar vuur en zweet. "Wil je je zusje nog levend terugzien?" siste hij in mijn oor. Mijn ogen werden groot. Net op dat moment kwam Kaito struikelend aangerend. "Laat Hikari-chan met rust!" schreeuwde hij, en hij stompte de man met volle kracht in zijn gezicht. Het masker viel op de grond en de man draaide zich snel om. "Kuso." mompelde hij. "Je hoort nog van me!" schreeuwde hij me nog na voordat hij weer verdween in het struikgewas. Voorzichtig strekte ik mijn vingers naar het masker op de grond. Het was zo'n mooi Venetiaans masker, zo eentje die bijna het hele gezicht bedekte. Afwezig streelde ik over de zwarte veren waarmee het bedekt was. Kaito stak zijn hand uit en hielp me overeind. "Daijoubu?"
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten