De man van wie ik nog steeds de naam niet wist keek me kwaadaardig grijnzend aan. "Het is tijd." zei hij, terwijl hij mijn telefoon omhoog hield. Hij legde hem in mijn schoot en haalde een verkreukeld stuk papier tevoorschijn. "Het is heel simpel." zei hij gladjes. "Je hoeft helemaal niks zelf te verzinnen, alles wat je moet zeggen staat hier op het papier. Bedenk dus goed, dat als je iets verkeerd zegt, ik je voorgoed het zwijgen opleg. Hij klopte op zijn leren jasje, en ik wist dat hij zijn pistool bedoelde. "Je handen zitten vastgebonden, dus zal ik je telefoon wel op luidspreker zetten, dan hoef jij hem ten minste niet vast te houden he?" Hij pakte mijn telefoon weer en begon wat knopjes in te drukken. Het stuk papier legde hij ervoor in de plaats op mijn schoot. Met zijn ene hand hield hij de telefoon bij mijn gezicht terwijl hij met de andere zijn pistool uit zijn jasje haalde en die op mijn slaap richtte. De telefoon ging over. "Denk eraan." zei hij gesmoord terwijl hij naar zijn pistool gebraade met zijn hoofd. "Één geintje, en je zusje zal je nooit meer leven terug zien." Ik beet op mijn lip en luisterde ademloos naar het ritmische gepiep, tot er werd opgenomen. "Hallo?" Hikari klonk slaperig. Ze had duidelijk niet gekeken wie er belde. Aarzelend keek ik naar het papier dat op mijn schoot lag. "Hikari? Met mij."
"Onee-chan!" riep Hikari meteen. Er klonk gerommel aan de andere kant van de lijn. Gevolgd door een bekende jongensstem. "Yami-chan! Is dat Yami?" Ik voelde een brok in mijn keel. "Shin..." mompelde ik zachtjes, blij om hun stemmen te horen. "Yami-chan!" riep Shin opnieuw. "Daijoubu ka?" "Ik ben oké." mijn stem trilde. "Ik ben zo blij jullie stemmen te horen." Even viel er een stilte. "Oh, hoe kun je eigenlijk bellen? Hebben ze je vrijgelaten? Waar ben je? Kun je ons iets vertellen over-" "Shh!" siste ik paniekerig. De man die naast me stond haalde zijn pistool onder zijn jas vandaan. "Bijkletsen doe je maar in je eigen tijd." snauwde hij, terwijl hij op het stuk papier wees. "Wie is dat?" Shin klonk op zijn hoede. "Is dat de persoon die-" "Shin." Ik had geen andere keus dan hem te onderbreken. Het geduld van mijn ontvoeder begon op te raken. "Wil je me Hikari weer geven?" Er klonk een zachte snik door in mijn stem. "Ik leg het later wel uit." "Oké..." zei Shin aarzelend. Daarna klonk Hikari's hoge, heldere stem weer door het toestel. "Onee-chan?" "Luister goed." zei ik, nog steeds wanhopig proberend een oplossing te bedenken, maar het was hopeloos. Als ik ook maar iets zou doen wat hij niet begreep was het afgelopen.
"Als je me nog levend terug wil zien..." begon ik langzaam door mijn tranen heen. "Kom dan morgenavond om 9 uur naar het bos achter de villa. Loop helemaal door tot je bij een open plek komt waar een grote omgevallen eik ligt. Het is ergens achterin het bos, maar je zult het wel kunnen vinden." Ik klemde mijn kaken op elkaar. Even viel er een stilte. Beide partijen verwachtten meer. "En dan?" vroeg Hikari verwachtingsvol. "Laten ze je dan gaan?" Ik keek smekend op naar mijn ontvoerder, maar hij keek alleen maar emotieloos terug. "Dat zie je dan wel." snikte ik. Hij knikte ingetogen. Hikari zuchtte. "Begrepen." zei ze zachtjes. "Ik zal er zijn." De donkere gedaante naast me boog zich naar me toe. "En?" siste hij in mijn oor, voor Hikari op kon hangen. "Kom... alleen." bracht ik moeizaam uit. Ik huilde zo erg dat ik mezelf nauwelijks kon vertstaan. "Neem niemand mee." "Want anders?" fluisterde de man. Zijn lippen raakten mijn oorschelp. Een koude rilling gleed over mijn rug. "Anders... zullen ze me doden." Hikari snakte naar adem. "Be-begrepen." zei ze trillerig. "Ik kom alleen." Er viel opnieuw een stilte. Niemand wilde of durfde de verbinding te verbreken. De man naast me tikte ongeduldig met zijn laarzen op de vloer. "Was dat... alles?" vroeg Hikari ten slotte. De man knikte heftig. "Ja." zei ik alleen maar, in een poging mijn gesnik onder controle te houden. "Oké." zei Hikari. "Dan... zal ik ophangen?" Ze zei het als een vraag. Alsof ze wachtte op mijn toestemming om me weer aan mijn lot over te laten. Vanbinnen smeekte ik haar niet op te hangen, om te blijven praten. En Shin ook. Totat het voorbij was. Kon ik het haar maar vertellen. Kon ik haar maar waarschuwen. Kon ik haar maar zeggen niet te komen. Kon ik haar maar zeggen dat het een val was. Maar ik kon niks. Ik kon niks beginnen, door de tiran die achter me stond. Het monsters, wiens lange, ruwe vingers zich nu langzaam om mijn keel sloten. Dreigend met wat die vingers zouden doen als ik niet snel zou ophangen. "Hikari wacht!" riep ik in paniek. Zijn handen verstijfden, zijn vingers begonnen meer druk uit te oefenen op mijn keel. "Ik hou van je." fluisterde ik gestoord. Aan de andere kant van de lijn klonk ook een snik. "Ik-ik hou ook van jou, onee-chan." En na die woorden werd de verbinding verbroken. De man trok zijn handen terug en ging voor me staan. Hij zakte door zijn knieën om op gelijke hoogte te zijn met mijn gezicht. "Goed gedaan, Yami-chan." zei hij kruiperig. "Ik ben trots op je. Ik kan niet wachten tot morgen." Ik gaf geen antwoord maar staarde als verdoofd naar de grond. "Die jongen hè? Was dat je vriendje?" Ik bleef koppig zwijgen. "Of misschien... Die van haar?" Hij bracht zijn hand naar mijn gezicht en legde hem onder mijn kin. "Als ze hem maar niet meeneemt morgen, want dan zal geen van jullie drieën het na kunnen vertellen." Hij grinnikte even. "Als je ze met één vinger aanraakt...." De man lachte kil en vreugdeloos. Hij verplaatste zijn vingers en hield mijn gezicht tussen duim en wijsvinger. Met zijn duim streek hij langzaam langs mijn onderlip. "Wat wil je doen?" vroeg hij honend. "Wou je me slaan? Schoppen? Klikken bij je vader?" Ineens voelde ik mijn bloedkoken. "Vuile schoft!" gilde ik, en zonder erbij na te denken zette ik mijn tanden ik zijn duim. Meteen trok hij zijn hand weg, en draaide zich luidvloekend op. "Brutale rat!" brulde hij, zijn andere hand raakte de zijkant van mijn hoofd met een doffe dreun. De bittere smaak van bloed kwam in mijn mond. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen om de klap te verwerken. De man pakte zijn mes van de tafel en drukte het met de vlakke kant tegen mijn gezicht. "Ik zou maar geen kapsones krijgen." siste hij dreigend. "Want na morgenavond heeft jouw leven geen enkele betekenis meer voor mij. Hij kantelde het mes iets en haalde het langzaam over mijn wang. Een scherpe pijn ging door me heen. Ik beet op mijn lip om niet te schreeuwen. "Onthoud dat goed." mompelde hij terwijl hij met een zakdoek het bloed van zijn mes veegde, waarna hij nog steeds vloekend de kamer weer verliet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten