dinsdag 22 juni 2010

Miyako

Tsubasa glimlachte door haar tranen heen. Ineens kreeg ze een hele sterke bloeddrang toen ze de hals van Hikari zag. "Willen jullie me loslaten" zei ze kil. Ze stond op, waardoor ze wel los moest worden gelaten. Ze had een glas water nodig. Nu. En haar pillen. Maar die lagen thuis. Verdomme. "Ik ben zo terug" in een flits was Tsubasa weggerend.
De lucht boven de zee werd donkerder. Grote grijze wolken schoven voor de maan. Het rommelde wat. Onderwater begon het paleis te trillen. Ik voelde handen in mijn rug en werd weggeduwd. Het paleis uit. "Vlucht! Snel!" riepen verschillende stemmen. Rina greep mijn pols en zwom als een gek naar buiten. We werden gevolgd door de rest. "Het is hem!" riep een meisje toen er het geluid van een panfluit klonk. "Hayaku, hime-sama!" Ik zwom sneller, steeds verder naar boven. Ik begreep dat dit ernstig was. Ineens werden we, Lucia, Hanon, Karen, Noëlle, Seira, Rina, Mina en ik, omhoog gezogen door regenbooggekleurde buizen. We vielen in een grote doorzichtige koepel. Ik zag het strand in de verte. En ik zag er verschillende gedaantes staan. Om me heen werden verschillende dingen roepen. Zonder dat ik erbij nadacht riep ik "Red Pearl Voice" ik werd opgetild door een warm, fijn, wit licht en transformeerde. (Ieuhw.. Mahou Shoujo ) Er begon een lied, ik had het nog nooit gehoord en toch kende ik het. Het was alsof het geluid uit mijn hart kwam. De mermaids begonnen te zingen. Verbaasd over mezelf zong ik mee. Ik keek naar wat ons had opgezogen. Het was een man, die nogal vrouwelijk leek, met lange groene haren. Hij had wat weg van een engel maar mijn hart zei dat hij een deel van het kwaad was. Ineens werd ons gezang onderbroken door een panfluit. Het deed pijn aan mijn oren en ik zakte door mijn knieën. Er schoten grote doorzichtige handen op ons af. De eerste kwam regelrecht op mij af. De vingers sloten zich om mijn ketting en trokken deze los. Ik sperde mijn ogen wagenwijd open. "NEE!" Op het moment dat de ketting losknapte verdween mijn transformatie. Ik droeg de kleren weer die ik tijdens het kampvuur aanhad en zakte door de koepel heen. Met een plons viel ik in het koude zeewater. Wild trappelde ik met mijn benen om boven te blijven. Er kwam een grote golf en ik ging kopje onder. Ik verloor mijn bewustzijn en werd richting het strand gespoeld.
Tsubasa was ondertussen weer terug gerend en had haar bloedpil ingenomen. Ze kwam aan bij het strand en zag in de verte de grote, lichte koepel. "Wow, wat is dat" zei ze. Ze zag ook iets in zee drijven. Haar ogen werden zo groot als eetlepels. "Miyako!"

Oeh, nu komt het 200ste bericht. De eer aan jou ^^

maandag 21 juni 2010

Hikari

Sprakeloos keek ik hoe Tsubasa snikkend op haar knieën zakte. "Gomen ne, Tsubasa-chan." mompelde ik zachtjes terwijl ik me door mijn hurken liet zakken en een arm om haar heensloeg. Shin ging aan de andere kant van haar zitten en aaide zachtjes over haar hoofd. Mizuki ging achter haar zitten en sloeg haar armen stevig om Tsubasa heen. Tsubasa schoot in de lach. Shin stak een arm uit naar Kuze-san. "Kom erbij Kuze-san!" riep hij speels. "Group hug!" Kuze-san trok een gezicht en schudde zijn hoofd. "Ik kijk wel uit, straks is het nog besmettelijk!" Mizuki stak haar tong naar hem uit en wreef haar hoofd tegen Tsubasa's schouder, alsof ze een kat was. Kuze-san sloeg zijn ogen ten hemel.

Miyako

"Ben je nou verdomme helemaal door de ratten besnuffeld!" riep Tsubasa ineens boos tegen Hikari. "Dat water is hartstikke koud, je kan ervan onderkoeld raken!" Er ontplofte een stuk hout dat op het strand was gespoeld. Tsubasa schrok erzelf van. "Sorry, dat was niet mijn bedoeling" zei ze. Dit was zo'n moment dat ze wenste haar zonnebril te hebben. Dan zou er niets ontploffen. "Het is alleen.. Ik had vroeger een broertje.. Hij kon niet zwemmen en het was winter.. Hij viel in het water.. Ik kon niets.. niets doen" zei Tsubasa tussen grote snikken en snelle inhaleringen door. Ze viel op haar knieën. "Yuuichi-kun, gomen ne" zei ze. Er stroomende grote tranen over haar wangen.
Met grote ogen keek ik naar alle mermaids in de zaal. Ik werd er verlegen van. Ayumi begon te praten. Ze vertelde en vertelde. Ik luisterde aandachtig. Er klonk applaus en Ayumi gaf een teken waardoor ik opstond. Ik kon er niets aan doen, ik moest grijnzen. "Hime-sama, blijft u vannacht hier?" vroeg een klein meisje met sproetjes. Ik schudde mijn hoofd. "I-ik kan niet.. Maar ik kom snel terug" zei ik met een onvaste stem. De andere mermaid princessen kwamen naast me staan. "Wij gaan met Miyako mee. Ze zal weer veilig wederkeren" zei Rina wijs. De rest knikte.

Hikari

Zodra we bij het strand aan kwamen gooide ik de deur van Kuze-san's auto open. Vanuit mijn ooghoeken zag ik Tsubasa al bij de cliff staan. Struikelend in het mulle zand rende ik het strand op, tot ik bij de rand van het water stond. "Miyako..." mompelde ik zachtjes. Wat kwam ik hier eigenlijk doen? Wat was ik van plan? Miyako gaan zoeken? Hoe lang zou ik het volhouden in het koude water, zonder duikpak, met mijn dunne nachtjurkje die om mijn benen wapperde in de koude zeewind. "Hikari, wacht!" riep Miyako, die een jas over haar armen had geslagen. "Zo vat je kou!" Ik schudde mijn hoofd. Zonder erbij na te denken rende ik het ijskoude water in. "Miyakoooo!" gilde ik met al mijn kracht. Het was alsof het water mijn blote benen van alle kanten doorboorde, maar ik bleef rennen, tot ik tot aan mijn middel in het water stond. "MIYAKOOO!!" Ik schreeuwde zo hard dat mijn keel pijn deed. Opnieuw stroomden er tranen over mijn wangen, die langs mijn kin drupten en mengden met het zoute zeewater. Een hoge golf kwam tot net boven mijn borst, zodat mijn hele jurkje doorweekt was. Ik rilde. De koude zeewind striemde langs mijn natte gezicht. Plotseling voelde ik een warme arm die van achteren om mijn middel werd geslagen en me krachtig achteruit trok. "Waar ben je in Godsnaam mee bezig?!" klonk de stem van Kuze-san in mijn oor. Ik keek achterom. Mizuki en Tsubasa stonden nog op het strand en keken verbaasd deze kant op. Shin stond tot zijn knieën in het water en waadde moeizaam deze kant op. Kuze-san stak zijn arm vrije arm onderwater en haakte hem in mijn knieholte, waarna hij me lenig optilde. Ik stribbelde tegen. "Laat me los!" riep ik fel. Ik spartelde met mijn armen en benen, en wurmde me uit Kuze-san's greep, waardoor ik met een plons in het ijskoude water viel. Ik hoorde Shin nog net schreeuwen voor ik kopje onder ging. Het duurde een eeuwigheid voordat ik de bodem raakte, terwijl ik zo diep toch niet was. Misschien duurde alles langer onderwater. Opnieuw voelde ik hoe twee armen me uit het water tilden. Die van Shin deze keer. Ik protesteerde niet meer. Proestend spuugde ik een slok zout water uit en liet me door Shin het strand op dragen. Mizuki kwam inmiddels met een handdoek aangelopen en drapeerde die om mijn schouders. "Waarom heb je een handdoek bij je?" vroeg ik, nog steeds hoestend. Mizuki bloosde een beetje. "Nou, ik dacht... als we Miyako vinden..." Ik sloeg mijn ogen neer. "Gomen ne." mompelde ik. Shin trok me naar zich toe en begon met de handdoek ruw over mijn schouders te wrijven. Ik voelde mijn schouders langzaam weer warm worden. "Wat was je van plan?" mompelde Shin gesmoord. "Miyako persoonlijk opduiken uit de zee?" Ik lachte een beetje. "Het viel te proberen." Shin stopte even met wrijven en keek me verbaasd aan. Ik glimlachte voorzichtig. "Mooh." zei Shin blozend. "Je moet me niet zo bezorgd maken."

-Als je ècht niet weet hoe het verder moet.... Schrijf je maar gewoon random drama en romantiek. x'D-

zondag 20 juni 2010

Tsubasa

Ik had de hele tijd toegekeken en stond nu achter Hikari. Ik kon heel snel rennen en ik wilde mee. "Ik ren er alvast naartoe" fluisterde ik zachtjes van achtere in Hikari's oor. Ik zag haar even schrikken. In een flits rende ik weg. Ik zag alle bomen, struiken en grote huizen langs me voorbij flitsen. Ik richte mijn blik op de weg. Met mijn sterke reukvermogen rook ik de zee al. Ik rende sneller en zag het strand. En de cliff. Abrupt stopte ik met rennen. Ik stond aan het begin van de zee. Het maanlicht werd weerkaatst op het water. Ik kon de auto van Kuze al aan horen komen. Waarom zou Miyako van de cliff zijn gesprongen? Wat was er mis geweest? Ik zuchtte en besefte ineens dat ik in mijn pyjama aan het strand stond. Mijn wangen werden voelbaar rood. Toen besefte ik ook dat de rest in pyjama was. Dat maakte het al minder erg.

Hikari

Shin en ik renden door de gangen op weg naar de buitendeur. Toen we de afrit van de villa opliepen stond Kuze-san tegen een zwarte, glanzende auto geleund, zwaaiend met zijn sleutels. "Lift nodig?" vroeg hij nonchalant. Mizuki leunde uit het raampje van de bijrijdersstoel en gaf me een knipoog. "Bedankt." stamelde ik terwijl Kuze-san de deur voor ons open hield. Shin en ik kropen op de achterbank en Kuze-san plofte neer op de bestuurdersstoel. "Naar het strand?" vroeg Kuze-san. Ik knikte bevestigend terwijl ik stilletjes hoopte dat hij beter reed dat Rosette.

vrijdag 18 juni 2010

Miyako

Intussen waren we naar binnengeleid. Ik was door twee meisjes meegenomen naar een grote, lichte kamer. Dat vond ik nogal vreemd omdat we onderwater waren. Ik moest voor de spiegel staan en zag mezelf voor het eerst. Mijn mond viel open van verbazing. Was ik dit? Mijn ogen waren van blauw naar rood gegaan, mijn haren kwamen zowat tot de onderkant van mijn staart en krulde prachtig. Één van de meisje, Misa heette ze, kwam naar me toe en zette een mooie, zilvere kroon op mijn hoofd. Het andere meisje, Suzuna, was bezig om me een grote, mooie, rode jurk/rok iets aan te trekken. Het was rijkelijk versierd met lintjes, kralen en strikjes. Misa zwom naar de kast en pakte er armstukken uit. Soepel en snel bond ze die om mijn armen. Er werden nog wat bloemen in mijn haar gedaan en ik keek weer naar de spiegel. Ik was altijd al tevreden over mezelf geweest, maar dit overtrof alles. Het was prachtig, ik kon gewoon niet geloven dat ik het was. "We brengen u nu naar de troonzaal, hime-sama" zei Suzuna. Ik knikte wat verlegen en liet me naar de zaal begleiden. Het was hier wat donkerder dan in de vorige kamer. Misa bracht me naar de troon in het midden. Het was versierd met bloemen in allemaal rode tinten. Ik moest gaan zitten. "Uw volk komt zo" zei ze. Kak.. Moest ik ze nou toe gaan spreken? Wat moest ik zeggen? Vanuit een deur achter de troon kwam de ene vrouw weer binnen die ik net ook had gezien. Achter haar kwamen Seira, Rina en een blond meisje tevoorschijn. Uit de andere deur achter me kwam nog een reeks, verschillende kleuren mermaids tevoorschijn. De vrouw kwam voor me staan. "Ik ben Ayumi, ik ben tijdelijk je troonvervangster geweest" haar stem klonk helder en krachtig. Tegelijkertijd had het ook wat liefs en meisjesachtigs. "De Orange Mermaid Auri is gekidnapt" zei ze right to the point. Het blonde meisje verscheen voor me en keek boos. "Waar was je in godsnaam al die tijd!" zei ze boos. "Waarom was je er niet toen we je nodig hadden!" "Mooh, Mina-chan, ze kon er toch niets aandoen" zei Seira die haar bij haar arm pakte. Ik zag dat er tranen in Mina's ogen stonden. "Gomen nasai" zei ik zachtjes. Ayumi legde haar hand op mijn schouder. "Ik doe zometeen het woord" zei ze. Ik knikte en keek naar de mermaids die er waren. Ik herkende ze omdat ze wel eens op bezoek waren geweest. Van links naar rechts was het Lucia, Hanon, Coco, Noëlle en Karen. Rina en Seira stonden bij het meisje dat dus Mina heette en Misa en Suzuna waren alweer weg. "het volk zal zo komen" zei Ayumi. Ze kneep geruststellend in mijn schouder. Ik voelde me even schuldig tegenover Takuto. Wat zou hij nou wel niet denken? Noëlle kwam naar me toe. "Hij overleefd het wel" zei ze met een warme glimlach. Kon ze mijn gedachte lezen? Ik glimlachte naar haar. Haar Indigo kleur was prachtig en haar ogen fonkelde helder. Noëlle zwom terug naar de andere mermaids en ging in een rij staan/zweven?. De grote deuren voor me gingen open en de hele zaal stroomde vol met mermaids.

Hikari

Shin wreef ritmisch over mijn shouders terwijl ik probeerde mijn ademhaling weer onder controle te krijgen. Ik zat op mijn knieën op mijn bed en veegde langzaam over mijn wangen terwijl ik wezenloos naar mijn mobiel staarde. "Het komt goed." zei Shin. "We gaan haar redden. Dit is onze kans." Ik keek Shin verbaasd aan. "We? Maar je hoorde toch wat ze-" Mijn stem werd ruw onderbroken door een openslaande deur, verderop in de gang, gevolgd door geschreeuw van een mannenstem en een aantal vrouwenstemmen. Shin en ik keken elkaar verbaasd aan en sprongen van het bed om te kijken wat er aan de hand was. Er stond inmiddels een heel groepje mensen om Takuto en Tomo heen. De meesten keken geschokt of verward, sommigen bedekten hun gezicht met hun handen. Ik wurmde me tussen de mensen door en zag Takuto op zijn knieën op de grond zitten. Tomo stond over hem heen gebogen met haar hand op zijn schouder. "Het spijt me." zei ze. "Het is niet jouw schuld." Takuto schudde zijn hoofd, en bleef naar de grond kijken. "Demo, doushite? Waarom zou ze zoiets doen?" Verward keek ik naar het tafereel en probeerde het te begrijpen. Naast me zag ik Chihiro staan. Ze keek met grote, waterige ogen naar Takuto. "Chihiro-chan..." zei ik zachtjes. "Weet jij wat er aan de hand is?" Chihiro schrikt even als ik mijn hand op haar schouder leg. Dan bedekt ze haar mond met haar handen. "Het is Miyako-san!" piept ze tussen haar vingers door. "Volgens Takuto-san is ze van een cliff gesprongen, en kwam ze niet meer boven." "Wat?" Ik voelde al het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. Een rilling trok vanaf mijn kruin door mijn hele lichaam. Ik pakte Chihiro bij haar schouders en shudde haar ruw door elkaar. "Wàt heeft Miyako gedaan?!" "Het is waar." zei Takuto, die mijn geschreeuw had gehoord. "Ik weet niet waarom ze het gedaan heeft." Ik schudde ongelovig mijn hoofd. "Dat kan niet." fluisterde ik, meer tegen mezelf dan tegen de rest. "Dat kan niet! Dat zou ze nooit doen!" mijn stem sloeg over. "Nee! Waarom?! Ze was toch gelukkig hier?" "Dat dacht ik ook." zei Takuto langzaam. "Hoewel ze soms wat down leek, de laatste tijd leek het beter met haar te gaan... Alleen..." Mijn ademhaling begon weer te schokken. Dit mocht niet gebeuren. Dit mocht niet waar zijn. "Alleen wat?" Takuto sloeg zijn ogen neer. "Bij het kampvuur..." Ik wachtte even tot hij verder ging, wat hij niet deed. "WAT?!" gilde ik. Chrno kwam uit de menigte gestapt. "Rustig, Hikari-chan." "NEE!" riep ik schel. "Wat gebeurde er bij het kampvuur?" Chrno haalde diep adem. "Ze was even in slaap gevallen... en ze schreeuwde in haar slaap." "Nou en?" zei ik met trillende stem. "Dat is toch geen reden om zelfmoord te plegen?" Mijn gezicht voelde gloeiend heet, maar ik kon niet eens huilen. Ik had al zoveel gehuild de laatste dagen. Ik had waarschijnlijk niet eens tranen meer over. "Nee..." zei Chrno voorzichtig. "Maar ze had het over een parel... En dat iemand die terug moest geven." Ik snakte naar adem. "Bedoel je dat..." Ik maakte mijn zin niet af. Chrno knikte. Misschien is ze niet gesprongen om zelfmoord te plegen, maar om die parel te zoeken, of waar ze het ook over gehad zal hebben." Ik knikte langzaam. Dat klonk logisch. Ik haalde diep adem en probeerde te kalmeren. "Oké." zei ik zachtjes. "Dan ga ik nu naar die cliff toe." Ik draaide me om en begon richting de uitgang te lopen. "Ik ga mee." riep Shin meteen. Takuto wilde me ook volgen, maar Chrno pakte zijn arm. "Misschien is het beter als jij nu even hierblijft."

Miyako

Ik zwom naast Seira. Rina was achter ons. Het verbaasde hoe gemakkelijk, we zo snel gingen. Seira keek me aan. "Is dit een van je eerste keren dat je zwemt?" vroeg ze. Ik knikte. "Dat is te zien" zei ze met een lach. Mijn wangen werden rood. "Waar gaan we naartoe?" vroeg ik. "Naar jou paleis, daar weten ze vast neer, aangezien Orange bij je in de buurt woont" zei Rina van achtere. Ik keek om en knikte. Ik was nog nooit eerder bij mijn paleis geweest. Ik werd er zenuwachtig van. "Wist je dat je al volwassen bent?" zei Seira. Ik moest lachen. "Dat kan niet, ik ben pas 16" Seira schudde haar hoofd. "Mermaids zijn volwassen vanaf hun 14de" legde ze uit. Hoe verder we zwommen, hoe lichter het werd. Het was een beetje een rood/witte vloed. Ik zag torens in de verte. We naderde mijn paleis. Mijn hart begon sneller te slaan en ik begon sneller te zwemmen. Het paleis werd steeds groter. Het was rijkelijk versierd met schelpen in heel veel rode tinten. Er was een soort wiertuin en ik zag overal rode Mermaids. Van kleine meisjes, tot volwassen vrouwen. Ik stopte voor het grote, betegelde pad naar de grote deur. Seira gaf me een zacht duwtje. Ik zwom langzaam verder. Langs me heen stopte iedereen met wat ze deden. Ze bogen. "Okarinasai, Miyako-sama" zei een klein meisje met twee lange, rode vlechten. Ik werd rood. Ik werd nooit Miyako-sama genoemd en er bogen nooit mensen voor me. Er kwam een volwassen vrouw uit de deuropening. Ze had lang, golvend zwart haar, een rode staart die mooi versierd was en een wit/rood topje. Ze had mooie armstukken en in haar haren was een parelketting gedrappeerd. Ze zag eruit als een godin. Toen ze me zag zwom ze snel naar me toe. "Miyakohime-sama" zei ze met een sierlijke buiging. Ik was sprakeloos en stotterde wat random woordjes.
Takuto ging als een gek terug naar huis. Hij gooide de deur met een klap dicht en stampte door de gangen. Er ging een deur open. Tomo stond er in haar pyjama. "Nanni? Takuto, je maakt zoveel lawaai!" Takuto greep Tomo bij haar schouders en schudde haar door elkaar. "MIYAKO IS VAN DE CLIFF GESPRONGEN EN ZE KWAM NIET MEER BOVEN" schreeuwde hij woest. Tomo's gezicht werd lijkbleek. "WAT!" Er gingen nog twee andere deuren open. "Miyako deed wat?" Juliet wreef moe in haar ogen. Uit de andere kamer kwam Kanade. "Waarom heb je haar niet tegn gehouden, idioot!" gilde Tomo bijna. "Ik was verdomme te laat!" riep Takuto boos terug. "Mooh, hou op met die herrie nano desu" de kleine Rika kwam moe aansjokken.

dinsdag 15 juni 2010

Yamiko

De man van wie ik nog steeds de naam niet wist keek me kwaadaardig grijnzend aan. "Het is tijd." zei hij, terwijl hij mijn telefoon omhoog hield. Hij legde hem in mijn schoot en haalde een verkreukeld stuk papier tevoorschijn. "Het is heel simpel." zei hij gladjes. "Je hoeft helemaal niks zelf te verzinnen, alles wat je moet zeggen staat hier op het papier. Bedenk dus goed, dat als je iets verkeerd zegt, ik je voorgoed het zwijgen opleg. Hij klopte op zijn leren jasje, en ik wist dat hij zijn pistool bedoelde. "Je handen zitten vastgebonden, dus zal ik je telefoon wel op luidspreker zetten, dan hoef jij hem ten minste niet vast te houden he?" Hij pakte mijn telefoon weer en begon wat knopjes in te drukken. Het stuk papier legde hij ervoor in de plaats op mijn schoot. Met zijn ene hand hield hij de telefoon bij mijn gezicht terwijl hij met de andere zijn pistool uit zijn jasje haalde en die op mijn slaap richtte. De telefoon ging over. "Denk eraan." zei hij gesmoord terwijl hij naar zijn pistool gebraade met zijn hoofd. "Één geintje, en je zusje zal je nooit meer leven terug zien." Ik beet op mijn lip en luisterde ademloos naar het ritmische gepiep, tot er werd opgenomen. "Hallo?" Hikari klonk slaperig. Ze had duidelijk niet gekeken wie er belde. Aarzelend keek ik naar het papier dat op mijn schoot lag. "Hikari? Met mij."
"Onee-chan!" riep Hikari meteen. Er klonk gerommel aan de andere kant van de lijn. Gevolgd door een bekende jongensstem. "Yami-chan! Is dat Yami?" Ik voelde een brok in mijn keel. "Shin..." mompelde ik zachtjes, blij om hun stemmen te horen. "Yami-chan!" riep Shin opnieuw. "Daijoubu ka?" "Ik ben oké." mijn stem trilde. "Ik ben zo blij jullie stemmen te horen." Even viel er een stilte. "Oh, hoe kun je eigenlijk bellen? Hebben ze je vrijgelaten? Waar ben je? Kun je ons iets vertellen over-" "Shh!" siste ik paniekerig. De man die naast me stond haalde zijn pistool onder zijn jas vandaan. "Bijkletsen doe je maar in je eigen tijd." snauwde hij, terwijl hij op het stuk papier wees. "Wie is dat?" Shin klonk op zijn hoede. "Is dat de persoon die-" "Shin." Ik had geen andere keus dan hem te onderbreken. Het geduld van mijn ontvoeder begon op te raken. "Wil je me Hikari weer geven?" Er klonk een zachte snik door in mijn stem. "Ik leg het later wel uit." "Oké..." zei Shin aarzelend. Daarna klonk Hikari's hoge, heldere stem weer door het toestel. "Onee-chan?" "Luister goed." zei ik, nog steeds wanhopig proberend een oplossing te bedenken, maar het was hopeloos. Als ik ook maar iets zou doen wat hij niet begreep was het afgelopen.
"Als je me nog levend terug wil zien..." begon ik langzaam door mijn tranen heen. "Kom dan morgenavond om 9 uur naar het bos achter de villa. Loop helemaal door tot je bij een open plek komt waar een grote omgevallen eik ligt. Het is ergens achterin het bos, maar je zult het wel kunnen vinden." Ik klemde mijn kaken op elkaar. Even viel er een stilte. Beide partijen verwachtten meer. "En dan?" vroeg Hikari verwachtingsvol. "Laten ze je dan gaan?" Ik keek smekend op naar mijn ontvoerder, maar hij keek alleen maar emotieloos terug. "Dat zie je dan wel." snikte ik. Hij knikte ingetogen. Hikari zuchtte. "Begrepen." zei ze zachtjes. "Ik zal er zijn." De donkere gedaante naast me boog zich naar me toe. "En?" siste hij in mijn oor, voor Hikari op kon hangen. "Kom... alleen." bracht ik moeizaam uit. Ik huilde zo erg dat ik mezelf nauwelijks kon vertstaan. "Neem niemand mee." "Want anders?" fluisterde de man. Zijn lippen raakten mijn oorschelp. Een koude rilling gleed over mijn rug. "Anders... zullen ze me doden." Hikari snakte naar adem. "Be-begrepen." zei ze trillerig. "Ik kom alleen." Er viel opnieuw een stilte. Niemand wilde of durfde de verbinding te verbreken. De man naast me tikte ongeduldig met zijn laarzen op de vloer. "Was dat... alles?" vroeg Hikari ten slotte. De man knikte heftig. "Ja." zei ik alleen maar, in een poging mijn gesnik onder controle te houden. "Oké." zei Hikari. "Dan... zal ik ophangen?" Ze zei het als een vraag. Alsof ze wachtte op mijn toestemming om me weer aan mijn lot over te laten. Vanbinnen smeekte ik haar niet op te hangen, om te blijven praten. En Shin ook. Totat het voorbij was. Kon ik het haar maar vertellen. Kon ik haar maar waarschuwen. Kon ik haar maar zeggen niet te komen. Kon ik haar maar zeggen dat het een val was. Maar ik kon niks. Ik kon niks beginnen, door de tiran die achter me stond. Het monsters, wiens lange, ruwe vingers zich nu langzaam om mijn keel sloten. Dreigend met wat die vingers zouden doen als ik niet snel zou ophangen. "Hikari wacht!" riep ik in paniek. Zijn handen verstijfden, zijn vingers begonnen meer druk uit te oefenen op mijn keel. "Ik hou van je." fluisterde ik gestoord. Aan de andere kant van de lijn klonk ook een snik. "Ik-ik hou ook van jou, onee-chan." En na die woorden werd de verbinding verbroken. De man trok zijn handen terug en ging voor me staan. Hij zakte door zijn knieën om op gelijke hoogte te zijn met mijn gezicht. "Goed gedaan, Yami-chan." zei hij kruiperig. "Ik ben trots op je. Ik kan niet wachten tot morgen." Ik gaf geen antwoord maar staarde als verdoofd naar de grond. "Die jongen hè? Was dat je vriendje?" Ik bleef koppig zwijgen. "Of misschien... Die van haar?" Hij bracht zijn hand naar mijn gezicht en legde hem onder mijn kin. "Als ze hem maar niet meeneemt morgen, want dan zal geen van jullie drieën het na kunnen vertellen." Hij grinnikte even. "Als je ze met één vinger aanraakt...." De man lachte kil en vreugdeloos. Hij verplaatste zijn vingers en hield mijn gezicht tussen duim en wijsvinger. Met zijn duim streek hij langzaam langs mijn onderlip. "Wat wil je doen?" vroeg hij honend. "Wou je me slaan? Schoppen? Klikken bij je vader?" Ineens voelde ik mijn bloedkoken. "Vuile schoft!" gilde ik, en zonder erbij na te denken zette ik mijn tanden ik zijn duim. Meteen trok hij zijn hand weg, en draaide zich luidvloekend op. "Brutale rat!" brulde hij, zijn andere hand raakte de zijkant van mijn hoofd met een doffe dreun. De bittere smaak van bloed kwam in mijn mond. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen om de klap te verwerken. De man pakte zijn mes van de tafel en drukte het met de vlakke kant tegen mijn gezicht. "Ik zou maar geen kapsones krijgen." siste hij dreigend. "Want na morgenavond heeft jouw leven geen enkele betekenis meer voor mij. Hij kantelde het mes iets en haalde het langzaam over mijn wang. Een scherpe pijn ging door me heen. Ik beet op mijn lip om niet te schreeuwen. "Onthoud dat goed." mompelde hij terwijl hij met een zakdoek het bloed van zijn mes veegde, waarna hij nog steeds vloekend de kamer weer verliet.

donderdag 10 juni 2010

Mitsuki

"Verdomme!" riep Takuto boos. Hij sloeg met zijn vuist hard tegen de muur. Waarom had Mitsuki tegen hem gelogen? Wat had hij fout gedaan. Hij liep de kamer uit en sloeg de deur met een harde klap dicht. Er ging een kamerdeur open. Meiko stak haar hoofd om de deur heen. "Mooh! Takuto! Baka! Ik probeer te slapen" zei ze geiriteerd. Takuto schrok. Meiko droeg een groen gezichtsmasker en had een rode badjas aan. Het zag er nogal angstaanjagend uit. Zonder zijn excuses aan te bieden liep hij verder. Hij ging Mitsuki, Rina en Seira achterna gaan. Met een poef werd hij Shinigami en vloog hij in onze richting.
Ondertussen waren Rina, Seira en ik bij de cliff aangekomen. We gooiden onze fietsen op de grond en liepen naar de rand. Ik keek iets over de rand en trok wit weg. "Dit is wel heel erg hoog he" zei ik zwak. Ik wilde om bevestiging vragen maar ik zag Rina en Seira al duiken. "Oi!" ik keek ze met open mond na. Ze doken haast synchroon het water in. Ze bleven een poos onder en kwamen toen net iets na elkaar boven. Ik sloeg mijn handen voor mijn mond. Wat zagen ze er mooi uit. "Mitsuki! Hayaku!" riep Seira die met een boog weer onderwater dook. Ik rilde. Dit was onmenselijk! Wacht, ik was ook geen mens. Rina keek ongeduldig naar boven. "Het is niet eng" zei Seira. Nee, jij hebt makkelijk praten. Ik wreef over mijn armen. Dadelijk sloeg ik te pletter op die rotsen daar in de buurt. Kon ik eigenlijk wel recht duiken? Ik stapte wat dichter naar de rand en stak mijn armen in een duik houding. Op het moment dat ik sprong hoorde ik een bekende poef en riep iemand mijn naam. Shit! Takuto! Ik dook onderwater en voelde me vrij. Rina en Seira wenkte me en we zwommen weg. Takuto stond zo bleek als een geest aan de rand van de cliff. Hij liet zich op zijn knieën vallen en wachtte verwoed tot ik boven zou komen. Maar dat gebeurde niet.

maandag 7 juni 2010

Hikari

Kaito liep de kamer binnen en plofte naast me op het bed neer. "Er was niemand meer." zei hij terwijl hij mijn mobiel in mijn handen drukte. "Nu ga je me vertellen wat er gebeurd is." Ik knikte en begon in mijn mobiel te zoeken. Naar het berichtje met de foto van onee-chan. Kaito sloeg ontzet zijn handen voor zijn mond toen hij de foto zag. "Yamiko..." mompelde hij geschokt. Zijn blauwe ogen begonnen waterig te glinsteren. Ik trok mijn wenkbrauwen op. "Zijn jij en onee-chan... eh... vrienden?" Kaito haalde zijn schouders op. "Zo zou je het waarschijnlijk niet noemen." Hij sloeg zijn ogen neer. "Ik weet niet hoe ik het moet omschrijven. Het is gewoon..." Geïntrigeerd bestudeerde ik zijn gezicht. Ik wist helemaal niet dat hij en onee-chan zo close waren. "Ze is zo moeilijk te benaderen." zei hij toen. "Jij bent veel toegankelijker. Je straalt zoveel warmte uit, vrijwel iedereen zou zich meteen op zijn gemak voelen bij jou. Jouw aanwezigheid verlicht altijd de sfeer, het is alsof de kamer altijd een beetje lichter en warmer wordt wanneer jij binnenkomt." Mijn ogen werden groot. Om de één of andere manier voelde het meer alsof hij het over onee-chan had dan over mij. Zijn blik was niet op mij gericht, maar op een willekeurig punt op het tapijt. Abrupt stond hij op. "Ik moest maar eens gaan." mompelde hij, en zonder me aan te kijken liep hij naar de deur. "Misschien..." mompelde ik. Kaito deed de deur open en deed geschrokken een stap achteruit. Achter de deur stond de smalle gedaante van Shin. Zijn gezicht stond geschrokken, en zijn hand was opgeheven, alsof hij net aan wilde kloppen. Kaito schudde verward zijn hoofd en stapte toen langs Shin heen de kamer uit. Shin bleef twijfelend in de deuropening staan en ontweek mijn blik. "Eto... Gomen ne. Ik wilde niet..." Hij kneep gespannen zijn ogen dicht. "Afluisteren." voegde hij er nog aan toe. Ik keek hem verrast aan. Zo had ik hem nog nooit meegemaakt. "Wat heb je gehoord?" vroeg ik nieuwsgierig. Shin zuchtte diep. "Alles vanaf 'Veel toegankelijker'." Ik slik moeizaam. Shin keek gepijnigd naar de muur achter me. "Ik moet maar ehm..." begon hij, maar hij maakte zijn zin niet af. Langzaam draaide hij zich om. "Wacht!" riep ik zonder erbij na te denken. Ineens voelde ik heel sterk dat ik niet wilde dat hij wegging. "Waar kwam je voor?" was het enige wat ik kon bedenken. Shin schudde zijn hoofd. "Het is niet belangrijk." Hij haalde diep adem en stapte over de drempel. Een enorm gevoel van wanhoop rees in me op. "Shin, wacht!" riep ik angstig. Shin keek over zijn schouder. "Wat?" Ik voelde mijn ogen weer prikken, maar keek hem recht aan. Ik kon geen geloofwaardig excuus meer bedenken. Ik kon niet langer aan mijn façade van onschuld en puurheid voldoen. Ik kon alleen nog maar eerlijk zijn. Shin keek me verwachtingsvol aan terwijl ik daar zat, op mijn bed, voorover geleund, één hand hulpeloos uitgestrekt. "Ik..." Koortsachtig probeerde ik na te denken over wat ik ging zeggen. Shin leek ineens geïnteresseerd en draaide zijn lichaan iets bij, zodat hij met zijn zij naar me toe stond. "Ik wil... Ik wil niet meer alleen zijn." Shin slikte zichtbaar, en leunde met zijn rug tegen de deuropening. Hij wierp een blik in de richting waar Kaito zojuist was verdwenen. "Moet ik hem terugroepen?" "Nee!" Mijn antwoord kwam er feller uit dan ik had verwacht, en blijkbaar ook feller dan Shin had verwacht. Ik liet mijn hand zakken en sloot mijn ogen. Onee-chan's stem galmde door mijn hoofd. 'Je mag best wel eens gewoon zeggen wat je wilt Hikari.' Haar voorzichtige glimlach stond op mijn netvries gebrand. 'Je mag best een keertje gewoon egoïstisch zijn.' En met die woorden in mijn hoofd opende ik mijn mond. "Ik... Ik wil niet dat je weggaat." mijn stem klonk verrassend helder. Mijn ogen hield ik nog steeds gesloten, bang voor zijn reactie. "Ik wil gewoon dat je bij me blijft." Een zachte snik klonk door in mijn laatste zin, en terwijl ik mijn gezicht in mijn handen begroef hoorde ik de deur in het slot vallen, en even dacht ik dat Shin weg was gegaan. Maar net toen ik harder begon te huilen hoorde ik zijn voetstappen naderen. Voorzichtig keek ik op, en zag hoe hij zich naast me op mijn bed liet zakken. "Oké." zei hij zachtjes, terwijl hij zijn arm voorzichtig om mijn schouders legde. "Ik blijf bij je. Zo lang als je maar wilt." Na die woorden was alle weerstand weg, en begon ik onbeheersd te huilen. Ik draaide me half om en kroop in Shin's uitgestrekte armen. Terwijl ik maar bleef huilen streek hij ritmisch over mijn rug. Zo zaten we daar, tot ik geen tranen meer had, en uitgeput van alles in slaap viel in Shin's veilige omhelzing.

donderdag 3 juni 2010

Mitsuki

"Wat ging je zeggen?" Takuto wilde het nu ook weten. Ik vloekte binnenmonds. Shit! Waarom was ik hieraan begonnen. "Vergeet het maar! Het is niet belangrijk" zei ik. Takuto keek me ongelovig aan. Ik zette een fake smile op. "Ga maar, maak je geen zorgen" zei ik. Takuto stond op van het bed en liep naar de deur. "Oyasumi" zei hij en hij ging. Ik zat op mijn bed en staarde naar de deur. Een gevoel van eenzaamheid kroop over me heen. Waar had ik toch last van vandaag. "Mooh!" riep ik boos. De deur vloog meteen open. "Nanni?" vroeg Takuto die om de hoek keek. "Stond jij daar nogsteeds!" zei ik verbaasd. Takuto kreeg een blos. We keken elkaar aan en zeiden niets meer. Ik zag paarse haren langs komen en de stem van Nene zei "Mitsuki-chan, kijk niet zo boos, daar krijg je rimpels van". Ik lachte zachtjes. Takuto keek geschrokken om, hij wist niet dat er iemand voorbij was gekomen. Ik stond op uit het bed en viel om omdat ik mijn gevoel voor evenwicht kwijt was. Snel klampte ik me aan het nachtkastje vast en hees ik mezelf overeind. Ik waggelde naar Takuto. "Ga maar, ik red me wel" zei ik en ik duwde de deur dicht. Ik was van plan weg te gaan, een nachtje maar. Mijn reis zou naar de zee gaan. Met een klik deed ik de deur van mijn kamer opslot. "Mitsuki?" "Oyasumi" zei ik en ik schudde even met mijn hoofd. Ik voelde me al wat beter. Ik trok mijn jas aan en mijn slippers. Als ik voorzichtig naar de garage ging zou niemand me merken en was ik over 10 minuutjes bij de zee. Het was wel donker. Durfde ik dat? Ik slikte en knikte. 'Kom op Mitsuki, je bent geen watje' zei ik tegen mezelf. Ik liep naar het raam. Weer het raam. Ik moest glimlachen. Ik had de rare gewoonte via het raam uit mijn kamer te ontsnappen. Langzaam opende ik het raam en schoof de gordijnen aan de kant. Het werd even weer wat donkerder voor mijn ogen maar ik knipperde het weg en klom voorzichtig uit het raam. Ik sloop om de villa heen en ging de garage binnen. Ik zette het licht aan en er klonk een hoop gerommel en twee geschrokken stemmen. Twee paar ogen keken me verbaasd aan. "Eh! Rina! Seira! Wat doen jullie hier!" vroeg ik verbaasd. "Dat kunnen wij ook aan jou vragen" zei Seira. Mijn hoofd liep rood aan. Seira liep naar me toe en ging op haar tenen staan. Met haar vinger haalde ze mijn ketting uit mijn shirt. "Je gaat naar de zee, ne?" zei ze. Hoe wist ze dat! Seira viste eenzelfde ketting in het oranje uit haar rokzak. Rina haalde een groene onder haar shirt vandaan. "Zijn jullie...' Ik stond versteld. Dat ze dat zo goed verborgen hadden kunnen houden! Rina knikte. "Wij hebben ook gevoeld wat jij hebt gevoeld" zei Rina. "Het was een Mermaid van jou kant" zei Seira. Ze liep terug naar Rina en keek me goed aan. "Mitsuki, Akai Ningyo-Himme" zei ze wijs. Ik sloot mijn rechterhand om mijn ketting en knikte. Rina tikte ongeduldig met haar vingers op haar arm. "We gaan" bromde ze. "Gaan jullie ook naar de zee? Ik ga mee!" ik greep mijn fiets vast en was startklaar. Rina liep met haar fiets naar buiten en Seira zat al achterop. Ze glimlachte vrolijk. Samen fietste we weg. We hadden niet door dat Takuto via het raam naar buiten keek.

Hikari

"Lukt het zo?" vroeg Kaito. Hij kneep zachtjes in mijn hand. Mijn arm hing over zijn schouders, en half hinkend liepen we door de gang. Bij de val had ik mijn enkel verstuikt, en Kaito stond erop dat hij me ondersteunde. "Ik breng je naar je kamer, en dan haal ik wat ijs voor je, goed? Of wil je nog terug naar het kampvuur?" Ik schudde mijn hoofd. Ik wilde de anderen niet onder ogen komen. "Mijn mobiel ligt er nog." zei ik beteuterd. "Die haal ik wel op." zei Kaito met een glimlach. "Dan licht ik de anderen meteen in over-""
"Nee!" onderbrak ik hem fel. "Ik wil niet dat je hun verteld over wat er net gebeurd is." Kaito fronsde. "Maar..." "Alsjeblieft?" Ik keek hem smekend aan. Kaito knikte. "Oké dan. Op voorwaarde dat je me verteld wat er bij het kampvuur is gebeurd.